Nieuws

Nieuw Boek 6: De aansprakelijkheid van rechtspersonen

15/11/2024

Op 1 januari 2025 zal het nieuwe Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot buitencontractuele aansprakelijkheid inwerking treden. De nieuwe wetgeving zal van toepassing zijn op de feiten die zich hebben voorgedaan na de inwerkingtreding en dus niet op de toekomstige gevolgen van feiten die zich vóór de inwerkingtreding hebben voorgedaan.

Aangezien het nieuwe Boek 6 enkele belangrijke wijzigingen doorvoert, staan wij iedere week stil bij één van deze wijzigingen, zodat u op de hoogte bent van de toekomstige veranderingen.

Deze week behandelen we zowel artikel 6.4 NBW als artikel 6.15 NBW, dewelke de aansprakelijkheid voor rechtspersonen regelen.

Er zijn in het oud Burgerlijk Wetboek geen expliciete bepalingen terug te vinden die de aansprakelijkheid van rechtspersonen behandelen. Het is de rechtspraak die heeft bepaald dat rechtspersonen ook onderworpen zijn aan de regels van het gemeen aansprakelijkheidsrecht. Dit gebrek aan aansprakelijkheidsregels inzake rechtspersonen heeft de wetgever willen wegwerken in het nieuwe Boek 6.

Onder het huidige recht kan een private rechtspersoon namelijk aansprakelijk worden gesteld voor de rechtshandelingen van zijn organen, op basis van de orgaantheorie. Rechtspersonen stellen immers in het rechtsverkeer handelingen via hun organen (artikel 2:49 WVV), die dan handelen als vertegenwoordigers van de rechtspersoon. Zo kunnen bestuurders (als bestuursorgaan van de rechtspersoon) handelingen stellen die rechtstreeks toegerekend worden aan de rechtspersoon. Het zal dan de rechtspersoon zijn die verbonden is aan de gemaakte verbintenissen van de vennootschap. Wanneer een orgaan vervolgens een fout begaat, dan zal de rechtspersoon op basis van de orgaantheorie aansprakelijk gesteld worden doordat de gestelde rechtshandeling aan hem toerekenbaar is. Dit gebeurt niet op basis van artikel 1384, derde lid OBW (aansprakelijkheid van de aansteller voor diens aangestelde), maar op basis van de artikelen 1382-1383 OBW (de eigen foutaansprakelijkheid). Omwille van de leer van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent is het voor een schadelijdende-derde evenwel niet mogelijk om een orgaan van de rechtspersoon (bv. de bestuurder die in naam van de rechtspersoon met hem een contract sloot) buitencontractueel aansprakelijk te stellen.[1]

De aansprakelijkheid van publieke rechtspersonen daarentegen wordt niet door de orgaantheorie beïnvloed. Hier geldt de Wet van 10 februari 2003 betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen. Artikel 3 van deze wet stelt dat de openbare rechtspersonen aansprakelijk zijn voor hun personeelsleden, op de wijze waarop aanstellers aansprakelijk zijn voor de schade aangericht door hun aangestelden. De wetgever heeft dus voor rechtspersonen van publiek recht wél een stap richting een regime van aansprakelijkheid voor andermans daad (artikel 1384, derde lid OBW) gezet.[2]

Om aan de afwezigheid van bepalingen inzake de aansprakelijkheid van rechtspersonen tegemoet te komen heeft de wetgever een algemene bepaling in Boek 6 ingevoerd. Artikel 6.4 NBW stelt dat de bepalingen van Boek 6, tenzij de wet anders bepaalt, van toepassing zijn op natuurlijke personen, én op zowel private als publieke rechtspersonen. Verder wordt er in artikel 6.15 NBW de aansprakelijkheid van rechtspersonen voor hun bestuursorganen en de leden ervan uiteengezet.

Artikel 6.15 NBW legt namelijk voor zowel de rechtspersoon van privaat recht, als de rechtspersoon van publiek recht een foutloze aansprakelijkheid vast. Wat de publieke rechtspersoon[3] betreft gaat het hier over zijn organen of de leden van zijn organen die geen deel uitmaken van zijn personeel. Voor de privaatrechtelijke rechtspersonen gaat het over de bestuursorganen van de rechtspersoon of de leden, in rechte of in feite, van die organen. De foutloze aansprakelijkheid richt zich dus op het feitelijke bestuursorgaan, alsook op een individueel lid van een bestuursorgaan en zal zijn toepassing vinden wanneer er schade wordt veroorzaakt aan derden. Deze schade moet veroorzaakt worden tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van hun functie, als gevolg van hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit. Een voorbeeld van een derde is een aandeelhouder die individuele schade lijdt door het gedrag van een bestuurder – deze zou zich voor die schade kunnen beroepen op artikel 6.15 NBW. In het geval van collectieve schade zullen aandeelhouders evenwel niet gezien worden als “derden” daar het regime van de bestuurdersaansprakelijkheid hierop van toepassing is.

[1] Hierop zijn evenwel uitzonderingen van toepassing zoals de bestuurdersaansprakelijkheid, hetgeen we in een volgend artikel nog zullen behandelen.
[2] Dit artikel zal evenwel opgeheven worden na de inwerkingtreding van het nieuwe Boek 6 aangezien de aansprakelijkheid voor openbare rechtspersonen in de artikels 6.4, 6.14, tweede lid en 6.15 NBW behandeld wordt.
[3] De aansprakelijkheid van publieke rechtspersonen wordt verder ook nog aangehaald onder de aansprakelijkheid van de aansteller, hetgeen in een volgend artikel zal besproken worden.

Ander nieuws

Heeft u een vraag?

Neem vrijblijvend contact op

Bel ons op: +32 (0)11 27 09 30